Inwoners en woningbouw

INWONERS

Het Franse leger veroverde op 18 oktober 1794 de eerste dorpen in het land van Maas en Waal na bij Alphen de Maas te zijn overgestoken. Op 8 november 1794 werd Nijmegen ingenomen. Dit had tot gevolg, dat er een zeer onduidelijke bestuurssituatie ontstond. Bovendien bleven de Fransen in de vrij harde winter van 1794/1795 met een dijkdoorbraak op 3 februari 1795 bij Alphen in Maas en Waal overwinteren. Dat was niet zo prettig voor de arme bevolking, die zich vooral in de wintermaanden maar met moeite in leven kon houden, want de Fransen vorderden ook nog allerlei levensmiddelen en vee. Voor velen kwamen de Fransen weliswaar als bevrijders, maar hierdoor hebben ze zich niet erg bemind gemaakt. Een aantal inwoners, waaronder vooral de bestuurders en ambtenaren, ging op de vlucht met medeneming van allerlei belangrijke stukken, die echter grotendeels wel bewaard zijn gebleven en die nog aardig wat stof opleveren voor universiteitsstudenten en historici. Publicaties daarover zijn al in aantocht.

Toch zijn er in de kleine plaatsen door toedoen van een aantal ambitieuze gemeentehuismensen, die op hun post bleven, ook gegevens behouden en daartoe behoorden ook de gegevens van de bevolking. Zo is nog precies bekend het inwonertal van 1 januari 1795 n.l. Bergharen 524 inwoners, Herren 352 en Leur 200, totaal 1076. Onvoorstelbaar klein dus. Alleen het aantal in Leur was hoger dan thans het geval is en in de loop der jaren zat er nog een stijging in zoals uit de verdere gegevens blijkt. In 1818 bij de samenvoeging van Bergharen met Hernen-Leur waren er respectievelijk 593, 389 en 238, totaal 1240 inwoners. Voor die tijd met een groot sterftecijfer door slechte voorzieningen op het gebied van de volksgezondheid en voor de meesten een erbarmelijk bestaan geen onaardige toename van het aantal.

In 1819 waren er in totaal al weer minder n.L 1200 en in 1821 al weer 1225. Het jaar 1823 vertoonde een duidelijke vooruitgang naar 1271 en 1825 zelfs naar 1312. In 1828 was er weer 1 minder n.l. 1311, verdeeld als volgt: Bergharen 653, Hemen 420 en Leur 238. Het valt op, dat er tot dan toe een meerderheid was voor Hernen-Leur ten opzichte van Bergharen. In 1830 veranderde dat plotseling zo snel, dat verondersteld moet worden, dat de gegevens van de twintiger jaren niet op alle punten juist waren. In 1830 had n.l. een volkstelling plaats en die leverde het volgende resultaat op: Bergharen 724, Herhen 424 en Leur 230, totaal 1388 inwoners. In 1840 daalde het aantal naar 1384 met 718 voor Bergharen en 436 voor Hemen en 230 voor Leur. Stijgen en dalen bleven lange tijd op en neer gaan, want in 1850 was het aantal 1457 en in 1860 weer 1499. In 1870 werden er 1544 geteld en in 1880 weer minder n.l. 1524. Het jaar 1890 leverde 1558 inwoners op, maar 1900 moest het met 1515 doen. Het dorp Bergharen had er toen 808 en Hernen-Leur samen 707. In 1910 waren er 1548, in 1920 was er een grote stijging naar 1683, maar in 1930 daalde het aantal naar 1657. Na 10 jaar in 1940 was er nog slechts een vermeerdering van 21 en kwam de totale bevolking op 1678 inwoners, terwijl er op het einde van de oorlog al 1813 waren. Dit hoge aantal was ten dele een gevolg van een opname in het bevolkingsregister van vele onderduikers, die overigens door een bepaalde handigheid op het gemeentehuis door de bezetters nooit zijn ont¬dekt en aan wie toch distributiekaarten konden warden verstrekt. Op 31 mei 1947 was er weer een volkstelling en werd er orde op zaken gesteld. Er bleven nog 1737 inwoners over. Daarna bleef het aantal geleidelijk aan stijgen en op 1 januari 1964 was een aantal bereikt van 1965. De vraag was of dat jaar de 2000e inwoner geboren zou worden. En jawel, op de langste dag van het jaar, op 21 juni, kon vader Smits, getrouwd met Annie van Heumen Pd., zijn zoon Wilko als 2000e aanmelden.

In 1970 was door de toenemende woningbouw een aantal bereikt van 2204, in 1980 al 2465, in 1981: 2482. We zouden mogen verwachten, dat in dat jaar gemakkelijk de 2500-ste kon worden aangegeven, maar op 1 januari 1982 was er zelfs één minder n.l. 2481 en het jaar daarop was er zelfs weer een daling naar 2470. Het is nog afwachten wat het aantal zal zijn op 1 januari 1984 om over te dragen aan groot-Wijchen, doch het ziet er niet naar uit, dat het er 2500 zullen zijn. Op het huidige Wijchense aantal is dit nog maar een percentage beneden de 10%. Interessant is het ook te kunnen constateren, dat het aantal vrouwen altijd beduidend lager is geweest dan het aantal mannen. Een overzicht volgt hier van de laatste 5 jaar:

Jaar Mannen Vrouwen Overschot
1979 1261 1159 102 mannen
1980 1282 1182 100 mannen
1981 1295 1187 108 mannen
1982 1303 1178 125 mannen
1983 1296 1174 122 mannen

De verdeling over de dorpen in 1983 is:

Bergharen Hernen Leur Totaal
mannen 774 441 84 1299
vrouwen 695 406 70 1171
totaal 1469 847 154 2470

WONINGBOUW

De oudste gegevens over het aantal woningen zijn te vinden in de vroegere gemeente Hernen-Leur, waarvan in het algemeen ook het meest is bewaard. Zo is in 1815 vermeld, dat er in Hernen-Leur 98 huizen waren en 23 hutten. Over datzelfde jaar is ook een andere opgave aanwezig n.l. 4 grote boerderijen, 18 kleine boerderijen, 26 arbeiderswoningen en 23 keuters. Tellen we die 98 en 23 bij elkaar, dan komen we aan 121 en de andere getallen 4 + 18 + 26 + 23 leveren 71 op, een tekort dus van 50. Dat moeten dan gewone woningen zijn. Opvallend is de vermelding van 23 hutten. Die waren meestal van leem of stro. En vraag dan maar niet naar de inrichting ervan.

In 1830 waren er in Bergharen 126 woningen, in Herren 76 en in Leur 37, totaal 239. In 1840 waren er in de gehele gemeente nog maar 252 woningen, verdeeld als volgt: Bergharen 132, Hernen 80 en Leur 40. Hieruit blijkt, dat het woningenaantal in Hernen-Leur sinds 1815 met één gedaald was. Het aantal gezinnen was in dat jaar groter n.l. respektievelijk 135, 87 en 42, totaal 264, zodat er 12 woningen waren met 2 gezinnen. In 1859 waren er respektievelijk 157, 91 en 44, totaal 292 woningen. In 1900 was het aantal slechts gestegen tot 298, in 1910: 310, in 1920: 321, in 1930: 333 en in 1940: 342.

Na de Tweede Wereldoorlog was er wel wat oorlogsschade te herstellen, maar nieuwbouw wachtte tot 1949 met 2 arbeiderswoningen in Bergharen en in Hernen en 2 middenstandswoningen, zogenaamde betere en duurdere woningen in Bergharen. In 1953 kwam in Bergharen de eerste blok van 3 woningen gereed en in Hernen in 1955 een blok van 4. Daarna begonnen ook de eerste partikulieren te bouwen en omdat het Rijk gul meedeed met premies, werden er in 1958 al 9 woningen gebouwd, waarvan 4 krotopruimingsgevallen en in 1959 zelfs 13 woningen, waarvan 8 krotgevallen. Het gebeurde in die tijd niet zelden, dat er boeren vroegen naar nieuwbouw van een schuur, maar na een paar maanden begonnen aan de bouw van een woning. Ze woonden n.l. vaak in dermate slechte boerderijtjes, dat werd geadviseerd eerst aan een onderdak van het gezin te denken en dan pas aan de varkens of het vee. Bovendien mocht dan de oude woning, als deze aan de bewoning werd onttrokken, als veeschuur worden ingericht. Wie die niet nodig had, gooide het oude gevalletje tegen de grond en bouwde ter plaatse een nieuwe woning. Vooral boerderijtjes met veel ruimte er rondomheen kwamen in trek. De stedeling trok naar de verkopingen van de boerderijtjes als de boer naar het buitengebied in de ruilverkaveling vertrok.

Een tekening uit 1934 van een boerderij-klompenmakerij in de Molenweg te Bergharen. In 1959 viel deze onder de slopershamer.

Bij herhaling werden er voor prijzen van 10 tot 25-duizend guldens boerderijtjes gekocht met 1500 of 2000 m2 grond met de bepaling erbij, dat er geen bedrijf meer in uitgeoefend mocht worden. Maar in die tijd, eind vijftiger, begin zestiger jaren was het ook mogelijk een goedkope woning met het zogenaamde Terlingen-fonds te bouwen van f 14.000,-. Daarop kon een premie van wel f 5.000,- of f 6.000,- worden verkregen van het Rijk en daarnaast krotopruimingspremie van ongeveer f 1.000,- en in bijzondere gevallen ook nog eens f 1.000,- of soms f 1.500,- uit het Terlingenfonds, dat al een gratis bouwplan gaf, zodat er geen architectkosten aan waren verbonden. In zo’n geval was men voor zo’n f 7.000,-klaar, want de grond had men bij krotopruiming ook zelf. Dat waren gouden tijden voor de eenvoudige man, die bijna zonder eigen geld en een kleine hypotheek toch een behoorlijk huisje voor die tijd kon bouwen. Dat was ook nodig, want de gemeente kreeg een zeer beperkte toewijzing van bouwvolume voor huur-woningen.

Van 1958 tot en met 1978 werden 356 woningen gebouwd en 59 krotten opgeruimd. Achteraf hebben vele mensen spijt gekregen van hun afbraakwoede, omdat die oude boerderijtjes toch zo prachtig staan in het landschap en zoveel ruimte bieden. Gerestaureerde boerderijtjes lijken op Landhuisjes en ze zijn kapitalen op gaan brengen. Aan de mensen van buiten komt de eer toe hier de eerste stappen voor het behoud van deze oude huisjes te hebben gezet. De eigen inwoners kwamen na deze voorbeelden pas later tot de conclusie, dat ook zij daartoe best in staat waren.

Twee der verdwenen krotten in Bergharen (Dorpsstraat en Wijksestraat).

Vooral de bouwvakkers, die er veel vrije tijd voor over hadden, konden er iets van maken. Ook een aantal architecten met wat fantasie maakte paleizen van deze feitelijk afgeschreven krotwoningen. Terwijl er vanaf 1958 tot en met 1978 liefst 48 krotten onder de slopershamer vielen, waren er dat na die tijd nog slechts 11. Na 1978 liep de partikuliere woningbouw terug. Bouwterreinen werden duurder, de bouwprijzen stegen schrikbarend en de hypotheekrente was een nog grotere struikelblok. Intussen was daarmee het aantal woningen sterker gestegen dan een eeuw lang tevoren. Terwijl er in 1940 pas 342 woningen waren, was dat aantal in 1968 gestegen tot 490 en in 1969 werd de 500 bereikt. In 1974 waren het er bijna 600 en op 1 januari 1983 liefst 748, verdeeld over Bergharen met 430, Hernen 264 en Leur 54. Thans zitten we heel ruim boven de 750 en de woningbouw in 1983 is ongekend hoog geweest.

\

Nieuwbouw op de Weem als eerste gekochte terrein in het uitbreidingsplan Bergharen.

De Woningstichting Rivierengebied nam na haar oprichting in 1968 het gemeentelijk na-oorlogs huurwoningenbestand over en heeft sindsdien hier heel wat woningen gebouwd en blijft niet ver meer van de 100 af. Hiertoe behoort een groot aantal bejaardenwoningen en daarmee is in een grote behoefte voorzien. De plattelandsbewoner is er meestal op ingesteld geweest om een woning in eigendom te krijgen. Het percentage eigen woningen was hier kort na de oorlog nog 95%, maar nu is dat nog ongeveer 85%. In deze zin bekeken kunnen we toch weer spreken van een rijke gemeente. De mening van een aantal inwoners, dat Bergharen, Herren en Leur na de herindeling vlug volgebouwd zal worden, kan zonder meer worden tegengesproken. De bestemmingsplannen en het Streekplan Midden-Gelderland staan alleen maar natuurlijke groei toe. Het bestemmingsplan Bergharen heeft voorlopig nog voldoende ruimte, maar in Hernen levert dit al de grootste problemen op, terwijl in Leur nauwelijks enige bouw mogelijk is. Van Wijchen is bekend, dat het best iets voor de buitendorpen wil doen en daarom houden we het er toch maar op, dat de natuurlijke groei gewoon door gaat, maar tegelijkertijd de ruimte blijft behouden.