Post, telegraaf en telefoon

TELEFOON EN TELEGRAAF

In 1911 was er in de gemeenteraad voor het eerst sprake van een telefoonaansluiting. Het was het Bergharense raadslid Jan Donkers, die in de rondvraag naar voren bracht, dat er in de gemeente verlangend werd uitgezien naar het hebben van een telefoonverbinding. Wanneer het zonder noemenswaardige kosten voor de gemeente kon geschieden, opperde het raadslid Thomas Luijben, dan vond hij een dergelijke inrichting ook wel gewenst. De voorzitter had nog geen kijk op de zaak, maar hij dacht, dat het de gemeente toch wel f 75,- per jaar zou gaan kosten. Hij meende ook, dat door de verspreide ligging alleen Bergharen in aanmerking zou kunnen komen en wie hadden er dan belangstelling? Hij noemde de namen van van Lith (molenaar) en Baar (rentmeester). Besloten werd om maar eens af te wachten of belangstellenden zich zouden aanmelden. In november 1913 had de burgemeester hierover een gesprek met de Inspecteur der Posterijen en Telegrafie. Deze schatte de kosten op f 75,- wegens een localiteit, vuur en licht en salaris van kantoorhouder en vervanger. De meerderheid gaf zich hiervoor gewonnen en de minderheid deed tenslotte ook mee. In de woning A 153 a zou een hulptelegraaf-en hulptelefoonkantoor worden gevestigd als de Minister van Waterstaat het goedkeurde. De inspecteur uit Arnhem stuurde in 1914 een catalogus met twee types telefooncellen, waarbij hij adviseerde niet type 23 voor f 221,- doch type 21 voor f 275,- te nemen en dit advies werd opgevolgd. De Minister liet op 30 april 1914 weten, dat hij er mee accoord ging. In 1915 leverde een technisch bureau uit Amsterdam de telefooncel voor f 247,50. Koch uit Batenburg verdiende er f 3,- mee om de cel vanaf de Batenburgse Maashaven naar Bergharen te vervoeren. Bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 17 juli 1915 werd tot kantoorhoudster benoemd mejuffrouw Wilhelmina Kersten, geboren 28 februari 1891 en thans nog in leven in het bejaardenhuis in Winssen. Als plaatsvervanger werd haar broer Johan Kersten aangewezen. Op 15 juli 1915 liet de inspecteur uit Arnhem weten, dat het aanbrengen van een raam in het telefoonkantoor, waarin de cel werd geplaatst, werd overgelaten aan de gemeente. En de directeur-generaal liet vanuit Den Haag weten, dat hij J. Mattaar met ingang van 21 juli 1915 tijdelijk met het beheer van het kantoor belastte om de kantoorhoudster en haar vervanger in te werken. De derde mededeling kwam op 19 juli 1915 uit Druten, dat mejuffrouw Kersten was beëdigd en mocht beginnen. Haar salaris werd door de raad vastgesteld op 17 juli 1915 op een bedrag van. f 60,- per jaar. Op 13 april 1916 stelde de raad de diensturen vast van 9.00 tot 10.00, 12.00 tot 13.00, 14.00 tot 15.00 en 18.00 tot 19.00 uur. Het gemak van de telefoon en de verzending van telegrammen met de ongekende mogelijkheden en het gemis van telefoon bij de mensen thuis, waren er de oorzaak van dat het druk werd op het kleine kantoortje. Niemand kon zelf bellen. Alles liep via de telefoniste. Aan automatisering werd toen nog niet gedacht. De grote drukte was voor Mieneke Kersten in 1916 een reden om verhoging van haar salaris met f 15,- te vragen. De raad stemde er op 8 november 1916 mee in, zodat de verdiensten stegen tot f 75,- per jaar met ingang van 1 januari 1917.

De eerste telefoniste en postkantoorhoudster van Bergharen, Mieneke Kersten met de postbodes Jaonus van Hout en Toon Kersten.

Daarna was er niets meer te vinden van de gemeentelijke bemoeiingen met de telefoon, waaruit we opmaken dat de telefoondienst zich sterk ging uitbreiden en er nu van de zijde van de gemeente geen kosten meer behoefden te worden gemaakt.

POST

De posterijen waren al veel eerder in de dorpen te vinden. Het postarchief zal daarover ongetwijfeld exacte gegevens hebben. Hier is in ieder geval bekend, dat vóór 1881 de post al twee maal per dag werd besteld en te voet door de postboden moest worden afgehaald in Wijchen. In 1881 werd er overgeschakeld naar eenmaal per dag. Door Burgemeester en Wethouders is toen geklaagd over het feit, dat de post te laat werd besteld n.l. in Bergharen was de aankomst van de besteller verlaat van kwart over tien tot vaak over twaalven. In 1897 kwam de klacht binnen, dat de postbooi veel gebruik maakte van sterke drank en wel eens in beschonken toestand in Bergharen aankwam. De tweede postbestelling kwam weer snel terug en in 1918 liet de minister weten, dat er geen aanleiding werd gevonden om de post drie maal per dag te bestellen. Wel werd toegestaan, dat er ook in de buitenwijken van Hernen en Leur tweemaal per dag werd besteld. In 1920 werd het nog eens, doch wederom tevergeefs, geprobeerd. Hernen had intussen in oktober 1916 een hulppostkantoor gekregen en wel in het kasteel, waar Thé Kersten uit Bergharen – de vader van de huidige kantoorhouder in Hemen – het beheer kreeg. Na een half jaar was het pakhuis van de Boerenbond gebouwd en daar werd toen kantoorruimte in verhuurd. Het postkantoor werd op 3 juli 1920 tevens telefoon- en telegraafkantoor. In 1921/1922 verhuisde het post- en uiteraard ook het telefoon- en telegraafkantoor naar de Dorpsstraat in de woning van de kantoorhouder, schuin tegenover café Vergeest. Aan diezelfde Dorpsstraat, maar dan de hoek om richting Bergharen verrees in 1964 een nieuw postkantoor, waarvan maar te hopen is, dat het gehandhaafd kan blijven. Sinds enkele jaren is het nog slechts vóór de middag open gesteld. Vermoedelijk is in Bergharen, ongeveer tegelijk met Hernen, het telefoonkantoor tevens postkantoor geworden. Tot 1956 bleef dit postkantoor in hetzelfde, ook nu nog bestaande huis de Hucht tegenover het dorpshuis aan de Dorpsstraat, gevestigd. Toen had Mieneke Kersten er ruim 40 jaar opzitten en nam Marie van Goos het postkantoor over en vestigde dit in de eigen woning. Ook voor dit postkantoor is het te hopen, dat het blijft gehandhaafd. Het is nu nog op bepaalde uren vóór en na de middag opengesteld.

TELEFOON OP HET GEMEENTEHUIS

In 1926 was er tijdens de watersnood een tijdelijke aansluiting gemaakt. Burgemeester en Wethouders stelden op 30 april 1926 aan de raad voor de aansluiting maar weer weg te nemen, want in normale toestand kon deze best gemist worden en de raad was het daar roerend mee eens. Het duurde toen nog ruim vijf jaar voordat de noodzaak wel werd ingezien. Er waren intussen ook al een paar zakenlieden, die een aansluiting hadden. Uit de ge-gevens van 1934 bleek, dat er in Bergharen zestien en in Heinen vijf woningen op het telefoonnet waren aangesloten. In 1939 kon er zelfs al een telefoongebouwtje worden gezet en de gemeente verkocht daarvoor 126 m2 grond voor f 155,-. Na de oorlog is het aantal telefoonaansluitingen snel gestegen en mocht al spoedig het telefoongebouwtje aan de Wijksestraat worden uitgebreid en kabels worden bijgelegd. De automatisering loste de problemen op voor de telefonisten van de postkantoren, want het werd een heidens karwei om de toegenomen aansluitingen door te verbinden. De telefoniste moest bovendien tegelijkertijd het postkantoor runnen. Daarenboven waren de verbindingen alleen maar op bepaalde tijden tot stand te brengen zodat het effect er van onvoldoende was. Momenteel is ongeveer 95% van de woningen op het telefoonnet aangesloten. Dit grote percentage is ook al de reden waarom er geen extra telefooncel wordt gebouwd. Die zou weinig worden gebruikt terwijl de gemeente een garantiebedrag moet stellen. Het is nu mogelijk van Bergharen naar alle plaatsen in het hele land te bellen, maar ook over een groot deel van de wereld. Verbindingen met Brazilië en Australië b.v. zijn hier helemaal niet zo vreemd meer. Alleen de kostenfactor remt het internationale gebruik wel af. Ook Bergharen, Hernen en Leur zouden zonder telefoon niet meer mee tellen…