Op 14 januari 1815 werd door de kwartiers-Commissaris van Nijmegen de burgemeesters een opgave gevraagd van ‘de van ouds gebruikelijke wapens of Cachetten’ van alle Dorpen, Districten, Heerlijkheden en Corporatiën. Er moest een afdruk op rood Lak worden ingezonden. Had de gemeente geen wapen, dan moest er een aangevraagd worden. ‘Althans indien men zulks van belang rekende’. Van een verplichting was dus nog geen sprake, maar daar hoefde niet lang op te worden gewacht. Op 2 juli 1815 herinnerde de Gouverneur (Commissaris) van Gelderland aan deze brief met het verzoek hieraan te voldoen. De reaktie hierop was niet te vinden, doch wel blijkt uit een brief van 13 november 1815 van diezelfde Gouverneur, dat het voeren van een wapen door deze gemeente van geen belang werd geacht. ‘Daarom’, aldus schreef de Gouverneur, ‘zoo autoriseer ik U Ed. om een Cachet te doen vervaardigen, waarop enkel staat Gemeente Hernen en Leur en de kosten vandien te brengen op de post van onvoorziene uitgaven over 1815. Gegevens van Bergharen zijn er niet, maar we mogen aannemen dat ook hier evenmin als in Hernen-Leur is gereageerd. Immers op 16 juli 1816 trok de secretaris van den Hogen Raad van Adel aan de bel en wel ‘op laste van Zijne Majesteit, wiens begeerte het was daarin gelijkvormigheid te krijgen. Bij Koninklijke Besluiten van 20 februari 1816 en 3 januari 1818 werden officiële bepalingen ingevoerd omtrent het verkrijgen van een wapen. Deze bepalingen werden ruim 100 jaar later op 23 april 1919 bij Koninklijk Besluit gewijzigd. Pas in de notulen van de vergadering van Burgemeester en Wethouders van 6 november 1919 werden er gegevens gevonden over de aanschaffing van een nieuw gemeentestempel en een lakstempel. Het woord ‘nieuw’ zou er op kunnen duiden, dat er eerder een andere stempel is geweest, maar die is nergens te achterhalen. De letterlijke tekst van het besluit luidt:
De ‘gemeentestempel zal bestaan uit twee cirkels, bevattende de buitenste cirkel de woorden: Gemeente Bergharen, prov. Gelderland en de binnensteen de kleinste cirkel een schild, waarop in den linker bovenhoek eenige bergen, beduidende het dorp Bergharen (één afdeling), in het rechterkwartier eenig heuvelachtig land met boom, aangevende Hernen en daarvóór land met eene bouwploeg, beduidende Leur (tezamen ééne afdeling). Het geheele schild wordt gedeeld door een banderol, waarop drie kruisen, doelende op de dorpen Bergharen, Herhen en Leur, tezamen uitmakende ééne gemeente n.l. de gemeente Bergharen’.
Nergens is overigens aangegeven of dit het reeds bestaande gemeentewapen was en evenmin of het model van de stempel misschien ook dienst zou gaan doen als gemeentewapen. Toch werd in de raadsvergadering van 2 september 1913 besloten het gemeentewapen te plaatsen boven in de voorgevel van het gemeentehuis (thans wijkgebouw). Het wapen in steen was aangekomen op het station van Wijchen. Aan een goed vakman moest opdracht worden gegeven het in te metselen. Daarbij kwam naar voren de naam Klaus uit Wijchen, die verder echter niet meer wordt genoemd. Wel kwam er een nota te voorschijn van aannemer Gosuinus Buijs uit en (genoemd Gosse Buijs) wiens kleinzoon Jan nu nog aannemer is. We praten nu over 1913, een jaar vóór het- uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
Het is ons wel duidelijk, dat aannemer Buijs, die ook het gemeentehuis kort te voren mede had gebouwd, de eer kreeg het wapen er in te metselen. Iedereen mag dan zelf uit de nota opmaken of hij er rijk van is geworden! Ook kwam er te voorschijn de nota van de leverancier van het wapen, te weten J. van Hulst uit Harlingen, die er f 51,- voor uitbetaald kreeg. De nota was overigens ingediend bij architect J.H.H. Voerendaal uit ’s Hertogenbosch. J. van Hulst had waarschijnlijk wel een gespecialiseerd bedrijf in het maken van dergelijke tableaus. Op de nota werd vermeld de levering van een paneel geschilderde tegels voorstellende het gemeentewapen van Bergharen. Bij de overname van het gemeentehuis door het Wit Gele Kruis in 1955 is dit ‘wapen’ aldaar gehandhaafd. Er is voorts ook nog een zwaar stenen wapen ingelijst. Daarvan is de oorsprong niet bekend. Het is wel bewaard gebleven en verkeert nog in ongeschonden staat.
Toen in 1953 een nieuw gemeentehuis was gekocht en er plannen waren om het officiële wapen in te lijsten, werd bij de Hoge Raad van Adel geinformeerd naar de juiste datum van vaststelling van het gemeentewapen. Op 3 augustus 1953 liet de Hoge Raad van Adel weten, dat er noch van Burgharen of Bergharen, Borgharen of Haren of van een van de drie dorpen gegevens bekend waren. Een meegezonden sluitzegel en een stempelafdruk maakten bij de Raad van Adel geen beste beurt. De voorstelling was volgens de Haagse mening meer een gelijkenis met een landschapsschilderij dan met een wapen en daarom niet aanvaardbaar. Een enigzins andere omschrijving van dit vermeende wapen is gegeven in de verzameling uit 1924 van Koffie-Hag. Deze luidt als volgt:
‘Een linker schuinbalk van zwart, beladen met drie verkorte breedarmige kruisen van zilver, ter rechterzijde vergezeld van een berglandschap, en ter linkerzijde van heuvelland met een boom en daarvoor land met een ploeg; alles in natuurlijke kleuren’.
Deze gemeente bevat n.l. drie dorpen: Bergharen Herhen en Leur. Hierop duiden de drie kruisen, terwijl verder het berglandschap op Bergharen, het heuvelland met boom op Hernen en het land met de ploeg op Leur doelt. De Raad van Adel gaf in overweging daaruit de bergen, het heuvelland met boom, alsmede het land met ploeg weg te laten en alleen het effen veld met de linkerschuinbalk, beladen met drie kruisjes, te behouden. Eenvoud was een eerste vereiste voor een wapen en het was op de aangegeven manier heraldisch onverantwoord. Als advies werd tenslotte de volgende omschrijving gegeven:
‘In azuur een linkerschuinbalk van zilver, beladen met de verkorte breedarmige kruisjes van sabel, geplaatst in de richting van die balk’.
De gemeenteraad ging met dit voorstel akkoord en J.P. van der Drift, wapentekenaar bij de Hoge Raad van Adel, vervaardigde het wapen en het werd bij Koninklijk Besluit van 28 oktober 1953, nr. 4 goedgekeurd.
Het mag nu nog de buitenkaft van dit boek sieren en daarmee voor het nageslacht bewaard blijven, want de nieuwe gemeente Wijchen komt met een nieuw wapen, hetgeen veel moeilijker blijkt te zijn dan was voorzien. In dit boek wordt daar niet verder op in gegaan.